Vijf ontmoetingen, vijf verhalen
Darat
We ontmoeten Lydarat (Darat voor toeristen), een tourguide zoals hij zelf zegt. Het is een vrije jongen van zevenentwintig die zelfstandig tochten organiseert, scooters verhuurt en mensen binnen praat vanaf het busstation. Hij doet dat voor Tree Top, het 'bungalowpark' in Banlung waar wij logeren. Daar mag hij ook in het restaurant, volledig open met een dak erboven, blijven slapen. Als de gasten zo'n beetje naar bed gaan richt hij een bedje in met een klamboe en gaat slapen. Een gratis bed en eten in ruil voor het inbrengen van toeristen. Zo wil hij het ook. Hij helpt gasten soms wel met eten of bestellingen omdat hij één van de weinigen is die Engels spreekt en hij spreekt het opvallend goed. Hij wil niet in dienst van het park, zoals de twee anderen die 50 dollar in de maand verdienen en daarvoor van zes uur in de ochtend tot negen in de avond beschikbaar moeten zijn. Darat wil zijn vrijheid niet kwijt. De keerzijde is dat hij soms dagen geen werk heeft en dus niks verdient. Zeker nu, in het begin van het regenseizoen als het aantal toeristen beperkt is. Ooit hoopt hij z'n eigen 'business' te kunnen opzetten. Maar daarvoor is er nog geen geld. Van het weinige dat hij verdient moet hij ook zijn moeder en broer onderhouden. Zijn vader, zus en andere broer zijn inmiddels overleden. De laatste twee op zeer jonge leeftijd.
Tot z'n dertiende jaar woonde hij bij zijn ouders die een suikerplantage hadden. Er was geen geld voor school dus moest hij in het bedrijf van zijn vader meehelpen. Om het sap uit de boom te halen klommen ze hoog in de palmen. Een gevaarlijk werkje, zeker bij harde wind en regen. Voortdurend was er de angst om uit de boom te vallen en te sterven, zo vertelt hij ons. Hij ging werken in de haven van Kratie als kruier voor de bagage van toeristen. Zo kwam hij dus in aanraking met toeristen en leerde hij langzaam wat Engels. Hij had al snel door dat Engels een belangrijke taal zou zijn om in de toeristenwereld wat voor te stellen. Ook als kruier verdiende hij weinig en toen hij merkte dat een vriend de bagage helemaal naar het hotel bracht en daarmee soms vier dollar verdiende omdat hij de toeristen ook van informatie voorzag, had hij door dat daarmee geld te verdienen was. Hij ging lessen Engels volgen en begon in Banlung als zelfstandige gids en legde langzaam connecties met in de omgeving.
Zo komen we (Darat, Julien een Fransman, Annemarie en Wim) op een avond in discussie over Cambodja en de dingen waar wij toch wel wat kritiek op hadden. De vuilnis op straat en in de natuur. De verwoesting van de jungle etc. Realiseert de bevolking zich niet dat ze de aarde maar even in bruikleen hebben en voor hun kinderen en kleinkinderren een fatsoenlijke situatie moeten achterlaten? Darat maakt ons met de nodige emotie duidelijk dat als je, zoals de meeste mensen hier en zeker op het platteland, alleen maar bezig bent om voor die dag voldoende eten te hebben, je hen niet kwalijk kan nemen dat ze niet nadenken over de toekomst of over het milieu. Daarnaast ontbreekt de scholing om een en ander voldoende te begrijpen legt hij ons uit. Darat verkeert in de positie om over het leven te kunnen nadenken en dat stemt hem ook vaak triest. Te zien hoe mensen op de markt of op het land ploeteren om één of anderhalve dollar per dag te verdienen. Dagen maken van 14 tot 16 uur in barre omstandigheden. Mannen die niks te doen hebben en daarom met hun scooter als mototaxi proberen een beetje geld te verdienen, maar er zijn al tien keer meer mototaxis dan mensen die vervoerd willen worden. Het is dus een echt een struggle for live.
Darat verdient in het hoogseizoen soms tot wel 200 dollar per maand, maar als het rustig is zoals dit jaar en zeker nu in het natte seizoen dan verdient hij soms weken niks. Vergelijk het, zegt hij, met een fles water waar je het mee moet doen. Steeds wordt er wat uit gedronken en als het regent wordt de fles gevuld maar als het een droge periode is zul je steeds minder uit de fles gebruiken en toch zal hij leegraken. Hij weet dat wij in Europa dat soort problemen niet echt kennen. Hij weet verrassend veel over de westerse wereld terwijl hij nog nooit buiten de regio geweest is. Darat vertelt ons dat hij een jaar of zeven geleden nog een goed mens was, maar dat tegenwoordig ook hij in eerste instantie aan zichzelf denkt. Ik zie zoveel mensen die hulp nodig hebben, mensen zonder benen of armen, kinderen die al kinderen hebben, ouderen waar niemand naar omkijkt en die uiteindelijk van honger sterven. Ik keer me om en loop weg, ik kan toch niet alle mensen helpen dus sluit ik mijn ogen voor deze ellende. Als hijzelf een gebrek aan geld heeft belt toch z'n moeder weer om geld. Hij probeert te doen wat hij kan, maar soms is hij het gebedel van zijn moeder goed zat. Zijn geweten speelt hem parten; hij vertelt ons dat z'n nichtje (dochter van zijn broer) naar het ziekenhuis moest maar daar was geen geld voor. Uitgebreid licht hij toe wat er zich in zijn hoofd heeft afgespeeld. Eén ding kon hij niet verdragen, dat zijn nichtje zou overlijden omdat hij geen geld gegeven zou hebben. Dus verkocht hij z'n mobiele telefoon (belangrijk voor zijn werk) om z'n nichtje te kunnen helpen.
Er is een te grote kloof tussen rijk en arm zegt Darat. Geld bepaalt hier in Cambodja alles. Als je geld hebt kun je alles en iedereen kopen inclusief het rechtsysteem dus zal er niet snel iets veranderen. De rijken maken politiek en bewegen zich op het politieke toneel en er verandert eigenlijk niks. Ja, misschien heel langzaam omdat iedere Cambodjaan televisie kijkt. Hij geeft ettelijke voorbeelden van de misstanden en curruptie in zijn land. Als een nichtje van een manager werk nodig heeft moet er iemand uit ook al werkt diegene prima. Het nichtje krijgt altijd haar of zijn baan. Veel vertrouwen in de toekomst heeft hij niet hoewel hij voor zichzelf wel kansen ziet. Op vragen waarom hij nog geen meisje had antwoordde hij 'dat kan ik me nog niet permiteren'. 'Ik heb haar niks te bieden dus zal dat nog even moeten wachten'.
Mr. T
Hij is de eigenaar van het bungalowpark waar wij nu logeren. Daarnaast is hij eigenaar van guesthouse Riverside in Stung Treng. Het bungalowpark bestaat uit een hoofdgebouw, keuken en bar met een uitgebreid overdekt terras en daarachter nog een gebouw met een zestal kamers voor toeristen. Vervolgens zijn er loopbruggen naar elf vrijstaande 'eco-bungalows' die op verschillende hoogte staan en uitzien over een mooi dal en Banlung in de verte. Het zijn idyllische huisjes van hout en bamboe met alle voorzieningen die noodzakelijk zijn, inclusief badkamer en klamboe. De situering zo langs de heuvelrand op verschillende hoogte verbonden met een loopbrug geeft het een avontuurlijk karakter. Wij zijn wel geinteresseerd in het ontwerp en hoe hij dit tot stand gebracht heeft. Zonder al te veel aandringen vertelt hij z'n levensverhaal.
Ook hij is, net zoals Darat, van arme komaf. Zijn vader, kleermaker van beroep, laat hem echter helemaal vrij in zijn keuzes. Toch neemt hij het bedrijf van zijn vader in Stung Treng over als blijkt dat deze stervende is. Hij ziet dat met het opkomende toerisme geld te verdienen is. Bij zijn kledingzaak zet hij één tafel en een bord met: gratis informatie. Hij merkt dat toeristen een combinatie prettig vinden; eten, slapen, informatie en een ticket voor de boot. Stung Treng is op dat moment een belangrijke halteplaats van en naar Laos. De wegen zijn slecht dus vervoer over het water is de enige ontsluiting. Al snel zet hij twee tafels neer en weet meer toeristen te trekken. Ook toeristen uit Thailand en China horen tot zijn klanten. Door zijn slimme handelsgeest groeit zijn onderneming al snel uit tot guesthouse, restaurant en plaats waar tickets voor de boot kunnen worden gekocht, die hij overigens ook bezit. Het kleermakerschap is verdwenen. Wat jaren later wordt hij verliefd op een lerares uit Banlung. Zij geeft vooral les aan minderheden en ervaart haar werk als heel zwaar. Ze trouwen, zij geeft het leraarschap op en komt hem helpen in het guesthouse. Maar Stung Treng is voor toeristen minder aantrekkelijk geworden. De wegen naar Laos worden verbeterd en de toeristen hoeven niet langer in Stung Treng te logeren. Mr. T is niet voor één gat te vangen. Hij merkt op dat Banlung in de nabije toekomst een toeristische plekpleister zou kunnen worden. Hij koopt de grond van zijn schoonouders en begint te bouwen aan zijn bungalowpark met geld wat hij verdiend heeft, geld van zijn schoonouders en het laatste restje moet hij lenen.
Het design is van eigen hand, hoewel hij wel bij enkele resorts in Thailand is gaan kijken. Hij is helemaal weg van hout. Vooral de enorme massieve bladen zijn z'n favoriet. Hij heeft er meerdere, ze dienen als tafel. Het zijn bladen uit één stuk van bomen die waarschijnlijk duizende jaren oud waren. Hij heeft er nog veel meer van en het zal hem op een dag rijk maken zegt hij. Dit is meteen in onze ogen het dubbele van zijn onderneming; het gebruik van hardhout op grote schaal, maar tegelijkertijd draagt hij zorg voor zijn omgeving. Hij probeert de arme, ongeletterde gezinnen die langs de weg naar zijn bungalowpark wonen te leren geen afval op straat te gooien. Natuurlijk heeft hij daar een zeer groot eigenbelang, maar een begin is gemaakt. Zijn kinderen, twee meisjes van drieeneenhalf en tweeeneenhalf, leren al vroeg Engels. Ze zitten al snel bij ons op schoot om ook wat Nederlandse woordjes te leren. Over enkele jaren zullen zij de gasten bedienen en voorzien van informatie. Zowel mr. T als zijn vrouw komen sympathiek over en lijken goed om te gaan met hun personeel. Ze hebben een goede keuken en het is er goed toeven. We blijven er uiteindelijk vier nachten, twee nachten meer dan gepland.
De Australier
We hebben al een paar keer een Australier gespot maar deze man is een beetje op zichzelf en besteedt weinig aandacht aan anderen. Als we op een onbewaakt moment even zitten te praten met een Engelse jongen die samen met drie meiden is aangekomen, komt de Australier er plotseling bijzitten en begint zelfs te praten. Hij heeft gehoord wat wij de Engelsen vertellen over de regio en bevestigt sommige verhalen. Een uitgelezen moment om de man te vragen wat hij hier doet omdat we al wel doorhadden dat hij geen toerist is.
Hij vertelt dat hij hier werkt, hij is ingenieur en wel voor 'Care' een internationale organisatie die zich bezighoudt met ruimen van mijnen. Hij is vooral betrokken bij het ruimen van granaten langs de Thaise grens. Uit de tijd van de Rode Khmer is hier nog veel blijven liggen omdat de Rode Khmer er tot 1997 nog actief geweest is. Als wij vragen of deze mijnen en granaten nog slachtoffers vragen zegt hij dat in de maanden dat hij hier werkt al dertien slachtoffers gevallen zijn onder de locale bevolking. Nog twee weken en hij is hier klaar. Het bevalt hem zo goed in deze omgeving dat hij inmiddels gesolliciteerd heeft bij de mijnopruimingsdienst in Vietnam. Volgens de man is daar nog heel veel werk voor mijnopruimingsspecialisten. Resten van bommen en mijnen uit de Vietnamoorlog die op minder bekende plaatsen met enige regelmaat slachtoffers vragen.
Mister Chanhsouk Bouakeo
Als we op de boulevard in Savannakhet lekker gaan eten zit daar de heer Chanhsouk al enige tijd met z'n hele gezin. We hebben al een paar keer waargenomen dat er naar ons gekeken wordt en over ons gepraat wordt. Op enig moment staat hij op en spreekt ons aan in het Duits. Hij heeft in Duitsland gewerkt en veel kennis opgedaan over bosbeheer. Nu is hij Nationaal consultant voor bosbeheer in Laos voor de provincie Khammouane. Hij vindt het fantastisch om weer eens Duits te spreken en het hele gezin moet met ons kennismaken. Daarnaast vinden ze het erg leuk dat wij ons tussen de Laotianen begeven en de regionale keuken op straat uitproberen. Na de nodige foto's en uitwisselen van emailadressen (en het visitekaartje van Chanhsouk) nemen we aan het einde van de avond hartelijk afscheid en wensen elkaar al het goede van de wereld.
Een Oliemeneer
Bij het busstation in Thakhek maken we kennis met een ingenieur van een oliemaatschappij. Hij stelt de gebruikelijke vragen over waar we vandaan komen, hoe lang we in Laos zijn en hoe lang we nog
blijven. Als we naar zijn bezigheden vragen gaat het gesprek al gauw over Laos. Laos, nog altijd een Sociale republiek op Communistische grondslag met een éénpartij-stelsel is aan het veranderen.
De jeugd ziet en hoort veel meer dan vroeger en verandert in een hoog tempo.
Ook hij is anders dan zijn vader die nog altijd voor het communisme is. Hij kijkt naar wat goed gaat en wat niet. Op basis daarvan stelt hij zijn grenzen. Laos zit in een pact met tien Aziatische
landen en moet dus wel meeveranderen. We zijn nog niet zover als Europa vertelt hij, maar er komen wel langzaam meer afspraken. De grootste bedreiging van zijn omgeving is wel de ontbossing. De man
is niet meer te stoppen als hij daarover begint. De regering is voor een te groot deel afhankelijk van de export van hardhout en dat moet snel veranderen vindt hij. Gelukkig hebben we inmiddels ook
olie en gas in Loas aangeboord en kunnen we daaruit gelden genereren. Dat zal de economie wellicht meer mogelijkheden bieden.
Als we de bus ingaan zeg ik tegen de busboy dat hij voorzichtig moet zijn met mijn rugzak omdat daar een computer inzit. Mister 'Olie' geeft enkele instructies en onze rugzakken liggen op de mooiste plek in de bus (daar hadden wij wel willen zitten). Ook tijdens de busreis zien we dat hij om de vijf minuten zakelijke telefoontjes pleegt en hij zit uiteraard helemaal voorin met alle gemakken die daarbij horen. Bij het verlaten van de bus blijft het bij een beleefd gedag.
Reacties
Reageer
Laat een reactie achter!
- {{ error }}